Uw adres voor
Eerste Hulp Bij Ongevallen
Wat kom je
allemaal
tegen in je lichaam
Binnenin je lichaam valt
van alles te ontdekken.
Er vinden chemische reacties plaats,
witte bloedcellen gaan aan de slag als je ziek bent en
organen hebben ieder hun eigen taak.
Bouwstenen van je Lichaam
Je had het misschien niet verwacht,
maar een levend mens bestaat uit allerlei
chemische verbindingen.
Deze chemische verbindingen zijn opgebouwd uit een aantal
grondstoffen die alle mensen in hun lichaam hebben.
Eigenlijk is de mens dus ook een stukje scheikunde.
Zo`n grondstof wordt ook wel een element
genoemd.
Al deze grondstoffen leven zelf niet.
Maar de reacties tussen de verschillende grondstoffen zorgen
voor het verschijnsel dat we leven noemen.
|
Welke grondstoffen zitten er allemaal in je lijf?
Een mens bestaat voor 64% uit water.
Water bestaat uit de grondstoffen waterstof en zuurstof.
64% van de totale hoeveelheid waterstof en zuurstof in ons
lichaam wordt dus al opgemaakt door het water in ons lichaam.
Als voorbeeld is een mens van zeventig kilo genomen.
Deze mens is hier opgesplitst in al zijn grondstoffen.
Daarnaast staat hoeveel kilogram hij van alles heeft.
Waterstof | 6.7 kg | |||
Zuurstof | 45.5 kg | |||
Koolstof | 13.0 kg | |||
Stikstof | 2.3 kg | |||
Calcium | 1.1 kg | |||
Fosfor | 0.7 kg | |||
Natrium | 0.5 kg | |||
Kalium | kleine hoeveelheden | |||
Zwavel | kleine hoeveelheden | |||
Chloride | kleine hoeveelheden | |||
Magnesium | kleine hoeveelheden | |||
IJzer | kleine hoeveelheden | |||
Sporenelementen | kleine hoeveelheden |
Calcium zit in je botten.
Natrium en kalium zitten in je zenuwen en spieren.
Natrium, kalium, calcium en ijzer vind je in je bloed.
Zwavel en stikstof zitten in eiwitten. Eiwitten zorgen
ervoor dat er allerlei reacties in ons lichaam kunnen plaatsvinden.
Fosfor tref je aan in de energiecentrales van onze lichaamscellen
en in DNA
en RNA, de bouwvoorschriften van ons lichaam.
Ook in je botten en tanden kun je fosfor vinden.
Zuurstof en koolstof tenslotte vind je overal in je lichaam.
In feite is alles in je lichaam zoals
bijvoorbeeld je skelet, je organen en je haren een
combinatie van een aantal van deze grondstoffen.
Ze vormen de bouwstenen van je lijf.
Hoeveel je van alle verschillende grondstoffen hebt hangt
bijvoorbeeld af van je leeftijd en je geslacht.
Vrouwen hebben meer vet en minder water dan mannen.
Kinderen hebben naar verhouding meer water dan oudere mensen.
Je lichaam heeft al deze grondstoffen nodig.
Je kunt je lichaam helpen door voeding te kiezen waar deze
grondstoffen inzitten, want je raakt dagelijks door vochtverlies
kleine beetjes kwijt.
Een paar voorbeelden:
Calcium is belangrijk voor sterke botten en tanden.
Het zit onder andere in melkproducten, broccoli en vis.
Extra natrium krijg je binnen als je een patatje met zout
eet, want zout bevat natrium.
Maar je hebt meestal geen extra zout nodig, want je krijgt zonder
dat je het weet al genoeg binnen.
Als je te veel zout gebruikt kun je last krijgen van een te hoge
bloeddruk.
Het zout wordt in ons lichaam opgenomen en komt in de
bloedvaten terecht.
Als de hoeveelheid zout in je bloedvaten toeneemt,
gaan de bloedvaten meer vocht opnemen.
Daardoor gaat je bloeddruk omhoog, wat bijvoorbeeld kan leiden
tot een hersenbloeding.
Mensen met een te hoge bloeddruk krijgen vaak een natriumarm
dieet voorgeschreven.
Kalium is belangrijk bij het overbrengen van zenuwprikkels
en bij de productie van eiwitten.
Je treft het onder andere aan in vruchten, peulvruchten, groenten
en melk.
IJzer is nodig bij het aanmaken van rode bloedcellen.
Als je een tekort aan ijzer hebt kan dat leiden tot
bloedarmoede, bijvoorbeeld door een bloeding.
Bij een bloeding raak je rode bloedcellen en dus ijzer kwijt.
IJzer zit onder andere in volkoren brood, groene
bladgroenten en rood vlees.
Witte bloedcellen in actie
Ons lichaam wordt voortdurend bedreigd
door allerlei ziekteverwekkers zoals virussen en bacteriën.
Gelukkig hebben we een afweersysteem waarmee we ze kunnen
tegenhouden of bestrijden: onze huid en de witte bloedcellen.
De huid vormt een eerste barrière tegen ziektekiemen.
De witte bloedcellen zijn binnenin je lichaam aan het werk.
![]() |
Ons lichaam wordt voortdurend bedreigd door allerlei bacteriën |
Zodra ziektekiemen in de bloedbaan of in
weefsel binnendringen, komen de witte bloedcellen in actie: de
soldaatjes binnenin je lichaam.
Witte bloedcellen vind je overal in het bloed, de milt en het
lymfestelsel.
Hun taak is ziektekiemen te doden en op te ruimen én
afweerstoffen te maken tegen ziekteverwekkers.
Dit tezamen vormt ons afweersysteem ofwel ons immuunsysteem.
Het afweersysteem zelf zit ingewikkeld in elkaar, maar het
doel is eenvoudig:
de indringer herkennen, het afweermechanisme op gang brengen en
de indringer aanvallen!
Sommige witte bloedcellen zijn echte killers:
ze zwerven door de weefsels en jagen op alle indringers die ze
tegenkomen.
Daarna omsingelen ze de ziekteverwekker, doden hem en eten hem op.
Wat doet ons lymfestelsel?
Een belangrijke rol bij onze afweer spelen de lymfevaten en
de lymfeklieren.
Samen vormen ze het lymfestelsel.
Lymfevaten nemen overtollig vocht op uit je lichaam en
voeren afval af.
Ze lopen door je hele lichaam behalve door de hersenen.
De lymfevaten bevatten een dunne, bleke vloeistof, de lymfe, waarin zich
witte bloedcellen bevinden.
Onderweg stroomt de lymfe door de lymfeklieren, die in groepjes
langs de lymfevaten liggen.
De lymfeklieren filteren alle ziektekiemen uit, waarna die door
witte bloedlichaampjes vernietigd worden.
![]() |
Het lymfestelsel |
Je merkt dat als je bijvoorbeeld een
keelontsteking hebt.
De lymfeklieren onder je kaak zwellen dan op: de witte
bloedlichaampjes zijn aan het werk.
Wat zijn lymfocyten
De belangrijkste witte bloedcellen van het lymfestelsel
heten lymfocyten.
Vooral in de lymfeklieren zitten ze dicht op elkaar gepakt.
Je vindt lymfocyten ook nog op andere plekken in je lichaam
zoals in de milt.
Zo zijn ze altijd bij de hand als dat nodig is.
Het afweersysteem kan op die manier snel op gang komen.
Lymfocyten zijn slimme cellen: ze kunnen bepaalde
ziekteverwekkers onthouden.
Na een ziekte hoeft een verwekker niet meer terug te komen: hij
wordt meteen herkend en aangepakt.
Maar sommige virussen, bijvoorbeeld het griepvirus, kunnen
zichzelf heel makkelijk veranderen.
Wat gebeurt er? Het wordt niet herkend door de
lymfocyten.
En dus krijg jij weer griep.
Virus | Kleinste vorm van een ziekteverwekker. Een virus kan niet zelfstandig leven, maar heeft een cel nodig om zich te vermeerderen. Als een virus een cel is binnengedrongen, vermeerdert hij zich razendsnel. De cel waar het virus inzit barst open en de virussen ontsnappen. Op hun beurt dringen ze dan weer andere cellen binnen. | |||||
Bacterie | Een bacterie is groter dan een virus. Bacteriën kunnen zelfstandig leven. Ze vermeerderen zich door zichzelf te delen en ze leven bijna overal. Veel bacteriën zijn onschuldig, zoals de bacteriën die in je darmen leven. Als ze wel problemen geven kun je ze met antibiotica bestrijden, virussen niet. |
Allergie : Het Afweersysteem
Het afweersysteem
beschermt tegen allerlei ziektes, infecties en ander lichamelijk ongemak.
Maar soms overdrijft het een beetje, bijvoorbeeld bij een
Allergie
Bij een allergie reageert je Afweersysteem te
heftig op een bepaalde stof.
Allerlei stoffen kunnen de oorzaak zijn van zo`n heftige reactie.
Meestal gaat het om een stof die voor de meeste mensen
onschadelijk is zoals stofdeeltjes, huisstofmijt, stuifmeel,
haren van dieren of een medicijn.
Ook kunnen veel mensen niet tegen bepaald voedsel zoals melk,
chocolade of graanprodukten.
Dergelijke stoffen noemen we allergenen.
Deze allergenen veroorzaken een allergische reactie waarbij
gezond weefsel beschadigd wordt.
Je kunt je er behoorlijk beroerd door voelen.
Allergenen kun je inademen, inslikken, in je ogen of neus krijgen of
ermee in contact komen via de huid.
Allergieën, van licht tot zeer ernstig, behoren tot de meest
voorkomende kwalen.
Allergische reacties lopen uiteen van niesbuien en waterige ogen
tot huiduitslag of ademhalingsproblemen.
Gelukkig zijn er medicijnen tegen.
Een enkele keer kan een allergie zelfs gevaarlijk zijn:
bijvoorbeeld bij mensen die geen wespensteken verdragen.
Deze mensen hebben een speciaal setje bij zich met
injectienaalden om snel iets te kunnen inspuiten.
De meeste mensen die last hebben van allergie zijn niet
overgevoelig voor één stof, maar voor verschillende stoffen.
Vaak is de aanleg erfelijk, dus als je ouders allergisch zijn,
bestaat er een goede kans dat je zelf ook allergisch bent.
Uitleg woorden:
Infectie | Besmetting door een ziekteverwekker die het lichaam binnendringt en zich vermeerdert: bijvoorbeeld een virus of een bacterie. Je kunt al een besmetting oplopen via een open wondje of doordat iemand hoest of niest. |
De Bloedcel
Een cel is de allerkleinste eenheid
waaruit alle levende wezens zijn opgebouwd.
Dus ook wij mensen.
Je hebt diverse typen cellen voor allerlei verschillende taken:
zo heb je levercellen, zenuwcellen en bloedcellen.
Ieder type cel heeft een eigen vorm, grootte en levensduur,
aangepast aan de taak die hij moet vervullen in het lichaam.
Maar ze hebben allemaal min of meer dezelfde opbouw.
Iets over cellen in het algemeen
Middenin elke cel ligt de kern; in de kern
van elke menselijke cel zitten 46 chromosomen.
Chromosomen zijn spiraalvormig draadjes die uit het
materiaal DNA bestaan.
DNA bevat alle informatie over de erfelijke eigenschappen
van ons lichaam.
Een stukje DNA dat zorgt voor een bepaalde eigenschap heet een
gen.
![]() |
![]() |
Model van een menselijke cel | DNA |
Cellen en weefsels
Mensen hebben tweehonderd verschillende soorten cellen zoals
levercellen, zenuwcellen en bloedcellen.
Groepen van deze cellen vormen samen verschillende soorten
weefsel, bijvoorbeeld spierweefsel en zenuwweefsel.
Maar weet je dat ook bloed een weefsel is?
De bloedcellen
Bloed is een vloeibaar weefsel.
Het bestaat voor meer dan de helft uit vloeistof en verder uit
bloedcellen.
Je hebt drie soorten bloedcellen: witte en rode bloedcellen
en bloedplaatjes.
Witte bloedcellen zijn de soldaatjes die het lichaam
verdedigen tegen ziekten.
Rode bloedcellen verzorgen het transport van zuurstof van de
longen naar de weefsels.
Op de terugweg nemen ze koolzuur mee van de weefsels naar de
longen.
Dat adem je dan uit.
Het grootste deel van het bloed bestaat uit rode bloedcellen.
Ze vormen zelfs een kwart van alle cellen in het lichaam.
Tenslotte heb je nog de bloedplaatjes.
Bloedplaatjes zijn heel nuttig.
Ze zorgen ervoor dat je bloedt stolt als je bijvoorbeeld een
wondje hebt.
De plaatjes plakken dan op die plek samen tot een propje zodat
het bloed minder makkelijk weg kan stromen.
Je lichaam is de hele dag erg druk met het
aanmaken van nieuwe bloedcellen.
Nieuwe witte en rode bloedcellen en bloedplaatjes worden in het
beenmerg aangemaakt.
Beenmerg lijkt een beetje op gelei en zit in het binnenste van je
botten.
De nieuwe cellen kunnen in de bloedbaan komen via de bloedvaten
die door je botten lopen.
Elke seconde zorgt je lichaam bijvoorbeeld voor ongeveer twee
miljoen nieuwe rode bloedcellen.
Als je een infectie hebt worden er extra witte bloedcellen
aangemaakt.
Bij een wondje dat bloedt zijn er weer meer bloedplaatjes
nodig.
Rode bloedcellen leven gemiddeld 120 dagen, witte bloedcellen en
bloedplaatjes veel korter.
Als ze doodgaan worden ze afgevoerd naar de milt en de lever.
Daar worden ze tenslotte vernietigd.
Een kijkje in je binnenste
Ons lichaam bestaat uit miljarden
cellen.
Cellen die ongeveer de zelfde funktie vervullen vormen samen een
weefsel.
Een combinatie van weefsels noemen we een orgaan.
Het woord orgaan is afgeleid van het Griekse woord organon, wat
werktuig betekent.
![]() |
Model van een menselijke cel |
Organen zijn de werkzame delen van ons lichaam.
Ze verzorgen de diverse taken die in ons lichaam uitgevoerd
moeten worden.
Voorbeelden van organen zijn: hart, longen, lever, maag.
Ook de huid is een orgaan, een uitwendig orgaan.
Hoewel elk orgaan een eigen functie heeft werken ze ook samen als
onderdeel van een groep.
Zo vormen ze een combinatie van organen.
Dat noemen we een orgaanstelsel.
Alle orgaanstelsels samen regelen alles wat er gebeurt
in ons lichaam.
Welke orgaanstelsels zijn er in ons lichaam?
![]() |
Hart- en bloedvatenstelsel vormen samen de bloedsomloop. |
![]() |
Het spijsverteringssysteem met onder andere slokdarm, lever, maag, galblaas, alvleesklier, dunne en dikke darm. |
![]() |
Het ademhalingsstelsel met onder andere strottenhoofd, luchtpijp en longen. |
![]() |
Het zenuwstelsel bestaat uit de hersenen, het ruggenmerg en de zenuwen. |
![]() |
De huid. |
![]() |
Het bewegingsapparaat bestaat uit spieren, pezen, banden, botten en gewrichten. |
![]() |
Het bloed met onder andere bloedcellen en bloedplaatjes, plasma en beenmerg. |
![]() |
Het hormoonstelsel met onder andere de schildklier en de alvleesklier. |
![]() |
De nieren, de urineleiders, de blaas en de plasbuis. |
![]() |
Het voortplantingsstelsel met onder andere de bij de vrouw de eileiders, eierstokken en de baarmoeder en bij de man de testikels en de zaadleiders. |
![]() |
Het afweerstelsel met onder andere de milt en de lymfeklieren. |
Onderling werken de orgaanstelsels ook
weer samen bijvoorbeeld na een stevige maaltijd.
Je spijsverteringsstelsel heeft dan meer bloed nodig om goed zijn
werk te kunnen doen.
Het roept dan de hulp in van het hart- en bloedvatenstelsel.
Eigenlijk werkt in ons lichaam alles samen: van de kleine cellen
tot de grotere orgaanstelsels.
Bescherming van de organen
De inwendige organen worden door delen van ons skelet beschermd:
dat vormt een stevige omheining van botten.
Zo beschermt de ribbenkast belangrijke organen zoals
bijvoorbeeld het hart, de longen, de lever en de maag.
De ribbenkast vormt als het ware een beschermende kooi.
De hersenen liggen in het benige omhulsel van de schedel en het
ruggenmerg wordt beschermd door onze ruggengraat.
De voortplantingsorganen van de vrouw en de blaas liggen in het
bekken dat deze organen met een ring van beenderen omgeeft.
Om dit alles heen zit tenslotte als pakpapier onze huid.